De Nieuwe Limburger, 25 februari 1956
Bèr Felix, eerste international uit onze provincie
„lech waor toen al ’n bonafide maan mét ’n eige zaak. En het geld, dat ze mij aanboden voor een bepaalde wedstrijd, heb ik dan ook prompt geweigerd”. Een ondeugende twinkeling vaart ‘door zijn staalblauwe ogen. Gezonde zelfspot is hoorbaar. En hier hebt ge meteen Bèr Felix ten voeten uit: zeldzaam gevat en steeds alles van de humoristische zijde belichtend. Want onze eerste Limburgse international, die in 1919 in de laatste wedstrijd van Just Göbel te Noorwegen in het Nederlands elftal speelde, mag dan al als loodgieters patron van een bloeiend bedrijf arrivé heten, zijn legendarische stunts op en rond de grasmat tijdens de eerste wereldoorlog en in de twintiger jaren, doen nog steeds opgang. Het is niet in de laatste plaats de heer Felix zelf, die daartoe nog dagelijks een steentje bijdraagt.
Een oude kanonnier over zijn gloriejaren
Neem hem, als hij in het intieme café van Dolf en Lèneke in zijn schaarse vrije tijd een kaartje legt. „Toontje”, zijn trouwe vriend en even trouwe opposant, begaat een of andere stommiteit, en prompt zegt Bèr, dat zijn tegenspeler er rekening mee moet houden, dat zijn „gouden proftijd” voorbij is. Hoog-opgetrokken, vragende wenkbrauwen; verbaasde gezichten. „Wits-te dat dan neet…?” En de oud-international verhaalt.
„Prof -aanbiedingen”
„Het was In 1918 ongeveer. Een stuk of twintig clubs kwamen mij met aanbiedingen achterna: Rapid, Fortuna, Milano. En ook nog Willem II en NAC. Destijds speelde ik nog niet in M.V.V., maar in M.S.V. Ik koos tenslotte NAC, omdat mij dat het beste uitkwam. Bij M.S.V. had ik nog nooit reiskosten gedeclareerd, ondanks mobilisatietijd. Eén post van mij pronkte echter wel op de begroting van deze club en dat was het bedragje, dat ik onze sergeant in Den Haag (waar ik gelegerd was) had gegeven, omdat deze mij voor een heel seizoen „gratis zakenreizen” had bezorgd.
Toen ik enkele weken bij NAC uitkwam, waar ik rustig iedere week mijn reizen declareerde, hing de N.V.B. mij op aan de fooi, die ik enige tijd voordien bij M.S.V. in rekening had gebracht. Ik werd tot prof verklaard… Enfin, ik was dus prof! Maar enkele weken nadien was ik weer prof-af, smetteloos zuiver amateur en was ik gerehabiliteerd”.’ Tot aan zijn demobilisatie bleef hij spelen voor NAC, daarna werd hij de trouwe centervoor van MVV en kwam hij tientallen malen in het zuidelijk elftal en in het Nederlands B-elftal uit. „En je herinneringen aan de wedstrijd tegen Noorwegen”, willen wij weten.,
Rijke herinneringen
„Prachtig. In Christiania heeft Dé Kessler mijn koffertje gedragen. De grote, deftige Dé droeg het koffertje’ van een doodgewone loodgietersjongen…. Oh ja, ik heb ook nog zo gelachen in Den Bosch. In ’20 geloof ik. Dat was een klein beetje ’ne vèrkeswedstrijd. Hub Zeguers had al een paar waarschuwingen te pakken en op een gegeven moment moest-ie eruit! Ik naar de scheidsrechter toe: dee erme jong kan dat toch neet hellepe dee versteit gein Hollands. Enfin, de scheidsrechter geloofde me en toen heb ik Hub in m’n beste Frans met een paar woorden Maastrichts verdietst, dat hij uit het veld zou moeten, als hij niet beter oppaste. Hub heeft de wedstrijd als een heer uitgespeeld”.
Rijk is de stroom van herinneringen. En ge luistert met des temeer plezier naar deze prachtige causeur, omdat ge weet, dat hij niet op die oude roem teert. Die herinneringen komen vanzelf ineen gesprek, dat tintelt van humor. „ROMMEDOU” in ’23. Drukke trein naar Praag. Paar rommedoukes…. Lege coupé voor ons en de rommedoukes weggeduveld.
Bij een groot galadiner in Praag mochten we van de leider geen bier hebben. „lech bukde miech oonder taofel en dronk Heibel. „Pak m’n köfferke, dan goon iech ” Toch gebleven. „Ist das eine Sang oder eine Fuszbalverein?”.
Onuitputtelijk is die stroom. Merkwaardig is ongetwijfeld, dat hij praktisch niet spreekt over die wedstrijd, die toch de bekroning vormt van een rijke voetballoopbaan. „Oh ja, Christiania. Wedstrijd met gelijke kansen. Tien of twaalf dagen weg”. En prompt stapt hij weer over op een ander chapiter. „Veertig uur voetbalden wij per week in onze tijd.
Mijn prettigste wedstrijden? Tegen Harry Denis en Hordijk. Mijn beste wedstrijd? Tegen NAC in Breda, in ’22 toen wij vlot met 6—0 wonnen, waarvan ik een stuk of vier goals voor mijn rekening nam. Harrie Wagemans zaliger, een boezemvriend van me uit die tijd, riep „Leve d’n inmaakpot” een bijnaam, die enkele maanden voor mij bleef bestaan. „M’n slechtste wedstrijd? Enschede in 1926. lech waor ram kepot. Geine poet kreeg ich aon de groond. En de lui maar beweren, dat ik minstens honderd gulden had gekregen. Ram deneeve. ’t Waore d’r vieftigdoezend! Van de rente van die wedstrijd leef ik nu nog ” En weer hoort ge die gezonde spot doorklinken in zijn stem…. Want Bèr was en is sportman in hart en nieren.
Noorwegen
Legendarische figuren van het Nederlands elftal passeren de revue. En plotseling komt weer even die wedstrijd tegen Noorwegen ter sprake. Dat was na het ophalen van herinneringen in San Sebastian, in Luxemburg, in Praag en Parijs, kortom in schier alle steden van West-Europa. „Christiania Het bleek op 31 Augustus 1919 te zijn geweest. De wedstrijd eindigde gelijk, 1-1. Slechts één man uit het zuiden was uitverkoren: Hubertus Felix van MVV. Göbel van Vitesse stond toen in ‘t doel; backs waren Denis (HBS) en Verwey (HFC); de middenlinie werd gevormd door Hordijk (Ajax), Tekelenburg (Haarlem) en Steeman (Sparta); in de voorhoede kwamen uit: v.d. Wolk (Sparta), Houtloper (Haarlem), Buitenweg (UW), Felix (MVV) en J. Kessler (HW) Bèr zelf wist het niet meer, maar het naarstig naslaan van enkele voetbalboeken bracht ons op deze opstelling.
Het voetbal van nu
De heer Felix leeft niet meer in 1919. Met beide benen staat hij in het hedendaagse voetbal. Geen wedstrijd van MVV, de club, waarvoor hij vele, vele jaren speelde en waarvan hij thans erelid is, of Bèr is present. „In mijn tijd was het voor een zuiderling uitermate moeilijk om zich een plaats in het Nederlands elftal te veroveren. Het westen voetbalde toen inderdaad veel beter. Die achterstand is nu volledig weggewerkt. Alle respekt voor een trainer als Havliceck, met wie ik deksels vaak van mening heb verschild. Persoonlijk ben ik bang, dat hij wel iets te veel verjongd heeft, maar dat doet aan zijn kwaliteiten niets af. Haalt hij het met dit elftal, dan is de toekomst van MVV verzekerd…”.
MVV een stuk van zijn leven. Voetballers en bestuursleden van deze club werden zijn vrienden voor het leven. „Lahaye, als spreker de beste voorzitter, die wij ooit hebben gehad. Dokter Castermans, de voorzitter, die alles kon. Zijn auto was voor MVV…. En zelf ging de dokter op z’n fietske of met een taxi zijn patiënten langs”. Veel is in de loop der jaren veranderd. Maar gebleven is de vriendschap tussen Bèr en MVV, tussen Bèr en zijn oude sportmakkers. Gebleven is ook Bèr Felix zelf met zijn gouden hart, dat warm klopt voor de echte, waarachtige sport
Clubicoon Huub Felix: Eerste MVV’er in het Nederlands elftal.
Jacobus Hubertus (Huub/Bèr) Felix is geboren te Maastricht op 8 april 1895. Hij debuteerde in het eerste elftal in 1913 bij de plaatselijke MSV en speelde er tot 1917. Na één seizoen NAC uit Breda kwam hij terug. Er volgde een lange periode van veertien jaar bij de” Sterrendragers”. Zijn eerste doelpunt maakte hij op 22 april 1918 in een wedstrijd tegen NOAD te Maastricht. Zijn laatste goal is op 8 november 1931 te Eindhoven tegen PSV (2-3). Huub beëindigde zijn carrière door een blessure in 1931. Hij werd op handen gedragen ook door de media en kreeg een eervolle terugblik op zijn loopbaan in het Limburgsch dagblad van 12 december 1931.
Op 31 augustus 1919 prijkt de naam Huub Felix in de Oranje opstelling. Hij maakt zijn debuut te Oslo in de vriendschappelijke wedstrijd Noorwegen – Nederland die in een 1-1 eindigt. Het zou bij een eenmalige Oranje uitnodiging blijven. Behalve 5 wedstrijden voor het Zwaluwen elftal kwam hij 20 maal uit voor het Zuidelijk elftal. Huub Felix overleed te Maastricht op 28 juli 1967.