De Nieuwe Limburger, 10 april 1956 Limburger kreeg „vaste voet” in Nederlands Elftal
Internationale voetbalcarrière van Jeu van Bun werd abrupt afgebroken. Intussen had hij een flink stuk West-Europa te zien gekregen.
Sinds Pierre Massy was het eigenlijk geen enkele voetballer uit Limburg meer gelukt „vaste voet” te krijgen in het Nederlands elftal. Eén, ‘twee, hoogstens drie wedstrijden en dan was de kous af. Totdat op een gegeven moment, na een wedstrijd Zuid-Nederland-Luxemburg, een briefje van de K.N.V.B. een prettige sensatie veroorzaakte ten huize van M.V.V.’er Jeu van Bun. Dat briefje, dat volkomen onverwacht kwam, want Jeu mocht er zich nog niet eens op beroemen tot de uitverkorenen der centrale training te behoren, behelsde de uitnodiging om het Nederlands elftal als reserve te vergezellen naar Huddersfield. Vanaf het reservebankje moest Van Bun de smadelijke 8-2 nederlaag tegen Engeland meebeleven. Maar na Huddersfield werd voor Jeu een plaatsje Ingeruimd in het Zwaluwenelftal, dat de traditionele wedstrijd tegen de Rode Duivels speelde. Korte tijd later klom hij alweer een trapje hoger: in het Bondselftal, dat een oefenwedstrijd tegen een club speelde. Onbewust van het feit, dat hij in die wedstrijd de hoogste sport van de voetballadder had bereikt, keerde hij naar Maastricht terug.
Terwijl Jeu nog in de trein zat, had radio reeds bekendgemaakt, dat de keuzecommissie besloten had met Potharst-Van der Linden te breken. Jeu van Bun zou de plaats van Potharst innemen. Limburg, M.V.V. hadden weer eens een vertegenwoordiger in het Nederlands elftal.
Op weg van het station naar huis riep hem een kennis toe: „Proficiat Je staat erin!” De betekenis hiervan drong niet eens tot hem door. Toen hij thuiskwam hielp een opgetogen Papa hem uit de droom. „Je bent gekozen in het Nederlands elftal, voor de wedstrijd Nederland-België!”
De zwaarste gang
Vol verwachting toog Jeu op 7 april naar Amsterdam, waar hem naar eigen zeggen de zwaarste gang van zijn leven wachtte: van de kleedkamers naar het voetbalveld van het Olympisch Stadion. Op van de zenuwen en, bibberend op zijn benen liet hij alles over zich heen gaan. Maar toen hij eenmaal de eerste bal getrapt had, keerde de rust zeker bij hem terug. Nederland won met 2-1 en met van Bun in de gelederen zou Oranje geen enkele keer voor de Rode Duivels hoeven te wijken. Tweemaal mocht Jeu helpen ’n 2-1 zege op de Belgen te bevechten. De beide volgende keren kwamen de Belgen niet verder dan een gelijk spel (2-2 en 1-1).
Afgezien dan van de 4-0 nederlaag tegen Frankrijk was „de tijd van van Bun” trouwens een redelijk goede voor het Nederlands elftal. Het was de tijd van de koene huzarenstukjes. Zoals op 9 juni 1948 te Amsterdam, toen het Nederlands elftal het toentertijd sterke Zweden met 1-0 de kous op de kop gaf. Nog fraaier, toen Frankrijk na de 4-0 triomf op tegenbezoek kwam. Niemand twijfelde eraan, of Nederland zou zich met een eervolle nederlaag tevreden in de handen wrijven. Een eervolle nederlaag? De gedoodverfde verliezers wonnen eventjes met 4-1!
Getuige van Olympische Spelen
Deze tijd van internationaal voetbal stelde de M. V. V.’ers ook in de gelegenheid om in minder dan drie jaar een flink stuk van de wereld te zien: België, Denemarken, Zweden, Noorwegen en Frankrijk, Engeland, Luxemburg en tijdens een toernee van M. V. V.: Spanje!
Hij mocht zich veertien dagen onderdompelen in de imposante sfeer van de Olympische Spelen in 1948 te Londen, waar Nederland met 3-1 won van Ierland, maar daarna met 4-3 door Engeland werd uitgeschakeld. Hij kon er zich de ogen uitkijken op de indrukwekkende openingsplechtigheid, op de sport-groten der aarde als een Zatopek en onze eigen Fanny Blankers-Koen, die zich daar met goud belaadde. Hij werd er gegrepen door de emotionele waterpolowedstrijd Nederland-België. Nog ziet hij de Italianen in het Olympisch dorp naar de mandolines grijpen ter begeleiding van hun zonnige liederen. Nog ziet hij zichzelf en de andere Nederlandse voetballers genoeglijk samen met onze zwem-sterren picknicken aan de boorden van de Theems.
Weemoedig kan hij nu nog terugdenken aan de zo snel vervlogen gouden tijd die hij mocht beleven met die Nederlandse elftalclub, waarin deze sympathieke Limburger zonder aarzelen als volwaardig lid werd opgenomen. Waar ter wereld het Nederlands elftal daarvoor ook de gelegenheid had, werd overgegaan tot heroprichting van de klaverjasclub: De Vroet, Lenstra, Schijvenaar en Van Bun. En als het op rusten aankwam, zou men nooit de traditie schenden, dat als „slapie” voor de robuuste Van Bun maar één man, nou ja manneke, in aanmerking kwam: Keesje Rijvers. Voor de vrolijke noot zorgde altijd Rinus Schaap, toen nog slechts goed genoeg om als reserve te fungeren…
Slechts één ding stond Jeu in die tijd tegen: de centrale training. Niet om de training zelf, maar om het feit, dat daarmee voor hem als zuiderling steeds twee dagen gemoeid waren. In het begin was het natuurlijk leuk, later begonnen de nadelen steeds zwaarder, te wegen. „Maar iedereen die iets wil bereiken moet daarvoor iets over hebben.
” Bijna prof geweest „
Nu is dat wel een beetje anders, met het profvoetbal. Voor mij kwam dat pas bij het scheiden van de markt, m.a.w. te laat. Het was ook niet tegen te houden. Zelf was ik bijna ook nog prof-in het-buitenland geweest. Op een gegeven moment raakte Tongeren haar linksback Sarens kwijt aan Luik. Het gevolg was, dat ik Belgische heren op bezoek kreeg. Of ik niet voor Tongeren wilde komen voetballen? De heren hadden ook nog wel iets te bieden: de exploitatie van een hotel vlak hij het station en een aantrekkelijk voetbalsalaris. Zelf voelde ik er veel voor, maar mijn vrouw „trok er niet aan.” We bleven dus in Maastricht en ik bij M. V. V.” en trainer van Lanaken.
Toch is er voor Van Bun nog een band met het Belgische voetbal. In 1934 haalde hij het kleine trainersdiploma. Daarvan profiteert op het ogenblik al zeven maanden de voetbalclub van Lanaken, die in de overgangsklasse speelt, vorig jaar kampioen was en ook nu weer bovenaan staat. Men heeft hem nu trouwens ook in Maastricht „ontdekt”. In de hoogste degradatienood heeft de derdeklasser Willem I een beroep op hem gedaan. Eenmaal per week tracht hij nu met zijn rijke ervaring deze amateurclub van de dreigende ondergang te redden.
MVV-kampioen 1e klasse Zuid. 1947. Boven: Ber Nicolai, Harrie Verdonschot, Jef Penders, Gerrit Westerhuis, Aaldrik Tap en Pie Kaanen. Onder: Giel Wittelings, Wum van Kerkoerle, Jeu van Bun, Andre Berkhof en Harrie Vlieks.
Snelle voetbalcarrière
De grondslag van Jeu van Buns voetbalcarrière werd gelegd met een balletje trappen op en bij de St.-Pietersberg. Daarna nam de jeugd van M. V. V. hem graag op in haar gelederen. Dat het goed bekeken was, bleek wel, toen men de 16-jarige Jeu, hij liep nog in de korte broek eens liet meespelen in het eerste seniorenelftal als… linksbinnen hij bleef er meteen staan, totdat linksback Seegers geblesseerd werd. Met angst en vreze nam M V. V. op die plaats een proef met Jeu van Bun. Echter met zoveel succes, dat Jeu er niet meer vandaan is gekomen, behalve in het laatste seizoen, toen hij linkshalf speelde. Maar de linksbackplaats bezorgde hem zijn reputatie, die hem successievelijk alle rangen van het provinciale en Zuid-Nederlandse voetbal liet doorlopen, met als bekroning zijn herhaalde verkiezing in het Nederlands elftal!
Met M.V.V. maakte hij de glorietijd door van het kampioenschap in 1947. Maar ook de droeve maanden, toen voor M.V.V. het lot als eersteklasser bezegeld leek. Dankzij bij uitbreiding van de competitie het promoveren bij keuze, mag „us M. V. V.- ke” zich op het ogenblik de club noemen die zich het langst in de hoogste regionen van het Nederlandse voetbal heeft kunnen handhaven. Niemand die meer dan Jeu van Bun hoopt, dat dit ook volgend seizoen nog het geval zal zijn!
Voetballer-af, nu liefhebber van een potje kaarten of een partijtje biljart. Elf wedstrijden speelde hij voor Nederland. Evenals dat bij Massy het geval was geweest, kwam er een einde aan. Bij de twaalfde keer, dat hij opgesteld werd moest hij wegens een spierverrekking verstek laten gaan… Het was einde van zijn internationale voetballoopbaan.
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Johannes Wijbrendus Mathias (Jeu) van Bun (Maastricht, 10 december 1918 – aldaar, 21 december 2002) was een Nederlands voetballer.
Van Bun voetbalde negentien jaar op het hoogste niveau in de Nederlandse competitie, voornamelijk als linksback. Hiervan speelde hij zeventien jaar (als amateur) voor MVV.
In zijn periode bij MVV speelde hij in de jaren 1947, 1948 en 1949 elf interlands voor het Nederlands elftal. In 1948 nam hij als lid van het Nederlands elftal deel aan de Olympische Spelen in Londen, waar in de voorronde met 3-1 werd gewonnen van Ierland. In de eerste ronde werd met 4-3 van het gastland Groot-Brittannië verloren, waardoor Nederland voor verdere deelname was uitgeschakeld.
Jeu stopte met voetballen in het seizoen 1952/53. Na zijn carrière als voetballer was hij actief als voetbaltrainer bij diverse Limburgse amateurclubs.
Een 15 jaar jongere neef van Jeu van Bun, ook Jeu van Bun geheten, speelde vanaf 1953 tot 1960 in het eerste elftal van MVV en daarna voor Willem II en Sparta.
In 2018 werd in het vakantiedorp op de Dousberg een straat vernoemd naar Jeu van Bun.